vrijdag 20 januari 2012

Fietsen langs de Kystriksveien 17 in Noorwegen


Puzzelen met vertrektijden van boten, fietsafstanden en campings, dat is de kystriksveien 17. Met de bijbel van de kustweg in de hand en één oog op het horloge fietsen we door het noorden van Noorwegen. De weg kronkelt langs de ruige kust, regelmatig onderbroken door een boottocht. Soms varen de boten heel regelmatig, soms maar één keer per dag.


Op ons verlanglijstje voor de vakantie stond een stoere tocht door de bergen. Maar ook niet te pittig, aangezien we onze driejarige zoon, Fosse, in de fietskar meenemen. En zo’n fietskar voelt bergop al snel alsof je een waterskiër aan je spatbord hebt hangen. De kystriksveien 17 in Noorwegen biedt bergen op zeeniveau. Precies wat we zoeken dus. We volgen de kustweg vanaf Steinkjer in noordelijke richting, met als eindbestemming Bodø. Streng in de leer zijn we niet. Soms verlaten we de kustweg en hoppen we over wat eilanden naar het noorden. Vanaf Steinkjer nemen we direct al een kleiner weggetje langs de kust. We fietsen tussen de korenvelden, schattige houten huisjes en weidse fjorden, een lieflijk landschap bijna. Een paar kilometer later zijn we op de echte kv 17 een stuk minder in ons sas. Met een bui boven ons, vrachtwagens in ons nek en een saaie helling voor ons is het stukken minder relaxt trappen. We vinden troost en beschutting bij een benzinestation. Het meisje achter de kassa kijkt ons meewarig aan als we onze kviklunch opeten naast de autowasplaats. Op dat verlanglijstje stond ook een café met lekkere koffie. Tsja, daarmee is Noorwegen niet rijk bezaaid. Met een brander in de tas gaan we op zoek naar het alternatief…




De volgende dag schieten we lekker op. We varen met de catamaran MS Namdalingen met grote snelheid over het fjord. De snelle boot spurt door een doolhof van eilanden, bulten en hobbels die boven het water uitsteken. Abelvær is het uiterste puntje van een eilandenreeks, daarna niets dan de grote golven van de oceaan. Tussen de kale rotsen staan kleine witte huizen knus bij elkaar. De lucht is schoongewaaid. De zon schijnt op het zandstrand rond de rotsen. We rollen de fietsen van de boot en ontdekken zowaar een winkeltje met een café! We zijn de enige gasten en smullen van wafels met room en jam. Met gevulde buiken en tassen vol boodschappen slingeren we een half uur later over de eilanden. Op en neer met een grote bocht gaan we, met steeds aan de linkerkant de zee. Twee grote bruggen brengen ons uiteindelijk in Rörvik. Rörvik heeft voor Noorse begrippen veel: een grote Rema 1000 voor de dagelijkse boodschappen, een sportwinkel met een wand vol blinkertjes en een plaatselijk museum dat wil wedijveren met het Sydney Operahouse. De grootste attractie van Rörvik is echter dat ’s avonds de Hurtigruten al toeterend afmeert. Deze rode kustboten komen hier elke avond langs op hun route van Bergen naar Kirkeness. Ook wij genieten voor onze tent van de plaatselijke geneugten. De meeuwen cirkelen rond het kot waar de vissers hun vis schoonmaken. Een pannetje soep staat voor de tent te koken. In de verte komt de Hurtigruten tussen de eilanden door aantuffen. Het is een prettig en simpel leven hier.

Mama, heb jij dat gedaan, roept Fosse blij vanuit de kar. Wat schat? Dat in mijn kar gestopt? Wat schat? Dat water? Als ik me omdraai zie ik hem in het karretje soppend met z'n laarsjes in een waterplas. Hij schuift met zijn bootje, als een Hurtigruten, over het water. We hozen de boel leeg. Het weer werkt niet echt mee. Alle buien en lage drukgebieden lijken over ons heen te komen. Vanaf de oceaan waar de wolken zich hebben volgeladen met water. De buien worden steeds even afgewisseld met felle zonneschijn. Dan staan de dubbele regenbogen boven het water te jubelen. Daarna schuift de regen weer als een gordijn over het fjord. Alle kleuren grijs om ons heen. Wolken, water en woeste bergen er tussen. Als de bui wegtrekt en de zon weer even gaat schijnen is het meteen heel warm en glimmen de bergen om ons heen van de nattigheid.
Op een kruising is een grote vlakte en een kiosk met apent op de deur. Ha, een uitspanning! Helaas, de deur is dicht en de koopwaar is oud en stoffig. We installeren ons op de veranda en smeren onze eigen boterhammen met kaas en drinken water uit de bidon. Tijdens het half uur dat we hier zitten komt er geen auto langs. Alleen als er een boot is aangekomen rijdt er over deze weg een autotreintje voorbij. Daarna hebben we de weg weer voor onszelf.  

De wekker gaat af. Het is zondagochtend half zeven. De enige boot van Horn naar Anddalsvåg gaat vandaag om kwart over negen en het is nog elf kilometer fietsen. Als we het haventerrein oprijden ligt de boot nog aan de ketting. Even later pruttelt de espresso naar boven in ons koffiepotje. Met koffie en kaneelkoekjes in de hand werpen we de eerste aanblik op de Sju Sostre. Deze bergtoppen staan als zeven zusters met wijde rokken en spitse hoedjes keurig op een rijtje. Gerinkel van de ketting kondigt het vertrek van de boot aan. Eerst stapt de predikant aan boort en daarna volgt de Tine melkwagen. Fosse besluit bij het zien van de grote glimmende wagen onmiddellijk dat hij tankwagenchauffeur wil worden. Tijdens de bootreis raken de zusters uit beeld. Het reizen met fiets en boot door dit landschap is als een toneelstuk met schuivende panelen. Het lijkt of de bergen als decorstukken rond worden geschoven. In Forvik passeren we een klein kerkje. De dienst is alweer afgelopen want de kerkgangers wandelen rustig naar het haventje.

We vervolgen onze tocht over twee eilanden die totaal verschillend zijn. Herøy is vlak en bestaat uit een wirwar van eilanden. Grote boogbruggen verbinden de eilanden. Onder ons een vissersbootje en in de verte weer wat sluier bewolking rond onze zusters. Dønna is een grote rotsklont. Een bergpasje slingert eroverheen. Het lijkt een echte bergpas. We wanen ons in de hemel. In werkelijkheid zitten we 100 meter boven de zee. De weg gaat tussen twee rotspunten door, beneden de zee en de laatste blik op de zusters. De weg daalt gemoedelijk langs de bergflank. In Bjørn zien we de boot voor ons neus wegvaren. Maar wachten is nu geen straf. De zon schijnt en we hebben een privé-strandje tot onze beschikking. Een ideale plek, met vóór prachtige vergezichten en achter ons een supermarkt voor de bevoorrading. Op zo'n plek heb je geen café met terras nodig…


We sjezen weer met grote snelheid over het water en vermijden zo een pittige klim, lange tunnels en een heel stuk fietsen. In Stokvagen stappen we van boord. Een hijskraantje takelt allerlei pakketten van de boot. Een hele keuken wordt in onderdelen op de kade neergezet. De kv 17 is niet alleen een toeristische route, maar ook de enige levensader. Als de boot weer wegvaart naar een aantal eilanden voor de kust zijn ook de auto’s om ons heen snel verdwenen. Het lijkt of we aan het einde van de wereld zijn afgezet. Een steile klim over een klein weggetje de woeste bergen in verbind ons met de rest van de wereld. De smalle weg voert ons om de verlaten kaap. Links ligt een fort, een deel van de Atlantikwall uit de tweede wereldoorlog. Welke Brit wil hier nou aan wal? En net als je denkt aan het einde van de wereld te zijn gekomen kom je juist allerlei mensen tegen die het tegendeel bewijzen. Op de camping verderop lijken alle fietsers zich te verzamelen. Hussein, een Iranese Noor met imposante snor, staat in de keuken in zijn soep te roeren en nodigt ons uit om mee te eten. Hij fietst met zijn elektrische driewieler van de Noordkaap naar zijn huis in Zuid-Noorwegen. We vragen hem naar zijn ervaringen met de aankomende tunnels. Hussein blijkt een tunnelexpert. Midden in de tunnel naar de Noordkaap, waar je officieel niet eens mag fietsen, kreeg hij een lekke band. Sindsdien stellen voor hem de andere tunnels niks meer voor.
De volgende dag fietsen we weer eenzaam door het woeste landschap. De weg gaat nu door grote bergen. Hier woont geen mens. Om ons heen niets dan stenen en ijs. En dan komt de eerste tunnel in zicht. Gespannen hijsen we ons in de nieuwe fluoriserende hesjes en knippen we de lichten aan. We duiken het donkere gat in. Op hoop van zegen! Drie kilometer lang gaan we als mollen door de aarde. De tunnel is donker en ijskoud. Geen enkele auto komen we tegen. Om de moed erin te houden zingen we luidkeels. “Ik heb een tante in Marokko en die fietst door een tunnel, Oeoeoeoei, hiephoi!” Tijd genoeg voor een tiental coupletten. Dan eindelijk in de verte een klein wit vierkantje. Terug in de gewone wereld kijk ik eens achterom. Een enorme rotswand achter me. Nu ben ik blij dat we door een tunnel gingen en er niet overheen hoefden te fietsen. Vanaf een heuveltje iets verderop kijken we uit over de ruige bergen om ons heen. Kijk de Noordpool, mama, roept Fosse. Hij wijst naar de Svartisen in de verte. Het is de één na grootste gletsjer van Noorwegen die het landschap onder Bodø domineert. We zullen hem niet dichter naderen omdat er in dat deel van de kustweg een tunnel zit die verboden is voor fietsers, al heeft Hussein zich daar natuurlijk niets van aangetrokken.

De boot gaat om 12.15. Dat halen we nooit, roept Joanne. Ja, het is kiele kiele, denk ik, terwijl ik op mijn fietscomputer kijk. Ik trap nog maar iets harder door. Net op tijd komen we bij de haven aan. Dat scheelt weer vier uur wachten in niemandsland. We zijn, samen met twee vrachtwagens, de enige passagiers naar Sørarnøy. De kapitein wijst ons de wachtruimte. Terwijl we onze natte spullen uittrekken, vraagt hij waar we vandaan komen fietsen. Als Joanne vertelt dat we in Steinkjer zijn gestart hoeven we niet te betalen voor de overtocht. Als tractatie biedt hij warme chocolademelk uit de automaat aan. En zo zijn de boten eigenlijk de beste uitspanningen van Noorwegen. Ze tuffen door de mooiste landschappen, maar wij hebben meestal meer aandacht voor het buffet. En terwijl wij uithijgen van het fietsen, gaat Fosse op zoek naar het speelhoekje.
Na aankomst op Sørarnøy vragen we de weg bij de supermarkt. De winkel is het bruisende centrum van het eiland. Hier kun je alles krijgen: post, brood en benzine voor je boot. Ons volgende adres blijkt op een nog kleiner eiland te liggen. Na een telefoontje komt Ingrid ons in een blauwwitte speedboot ophalen. Het is maar vijf minuren varen naar Krokholmen, maar het lijkt een andere wereld. Samen met Ingrid zijn we de enige bewoners van dit minikoninkrijk. Deze eilanden bieden een natuurlijke beschutte haven. Vroeger voor kabeljauwvissers en nu voor vermoeide fietsers. De vissers hebben rode pakhuizen achtergelaten, waar de vis kon drogen. In de schemering struinen we door ons koninkrijk. De verschillende eilanden zijn met simpele hangbruggen met elkaar verbonden. De wind waait door het gras. De zee klotst zachtjes tegen de rotsen. Op een top staat een krakkemikkig bankje. In de verte de grillige pieken die we de afgelopen dagen hebben doorkruist. Zijn we daar doorheen gefietst? De woeste pieken zijn een onneembare vesting geworden. Het lijkt een prachtig sprookjeskasteel in het zachte avondlicht.


Tips
  • Informatie over de kystriksveien 17 vind je op www.kystriksveien.no. Hier kun je ook een boekje downloaden of bestellen met alle overnachtingsmogelijkheden en de vaartijden van de boten.
  • Vanaf Bodø kun je met de trein terug naar Steinkjer. Er rijdt een rechtstreekse trein waarbij je ook je fietsen mee kunt nemen.



Fiets route 1881210 - powered by Bikemap 


Hier meer fietstochten in Noorwegen

Geen opmerkingen:

Een reactie posten